Ga naar de inhoud

“Waterincidenten zijn zeldzaam en hebben daardoor vaak onterecht geen prioriteit”

30 april 2021

Johan Bron was vanuit Meldkamer Noord-Nederland (MKNN) jarenlang betrokken bij de CRW, in recente jaren als deelnemer aan de werkgroep Vakbekwaamheid. Eerder deze maand nam hij afscheid in verband met zijn pensionering. Een mooie gelegenheid om Johan een aantal vragen te stellen.

Welke verschillen zie jij tussen de periode vóór de CRW-samenwerking en het moment waarop jij je werkzaamheden voor MKNN afsloot?

“Voorheen was er op de meldkamer geen tot weinig kennis over incidenten op de Waddenzee en het IJsselmeer. De regel was toen om direct het Kustwachtcentrum [KWC] te bellen, omdat zij over de buitenwateren gaan. Omdat het KWC de indruk gaf dat zij de leiding hadden bij een waterincident, ging de landmeldkamer ervan uit dat het KWC alles wel zou regelen. Daardoor ontstond er soms een groot hiaat tussen wat het KWC geregeld had en wat de landmeldkamers zouden moeten regelen. Hierdoor kon het voorkomen dat een schip met meerdere gewonden een haven binnenliep terwijl de landmeldkamer net daarvoor een melding vanuit het KWC kreeg om een ambulance naar de haven te sturen. Door de samenwerking in de CRW is het duidelijk geworden dat het er niet altijd toe doet wie formeel verantwoordelijk is en de leiding heeft bij een waterincident. Het is van groot belang dat de diverse meldkamers de gegevens delen om zo in overleg met elkaar te bepalen welke hulpverleners er moeten worden gealarmeerd, waarbij elke meldkamer zijn eigen mogelijkheden kan aangeven.”

Welk incident heeft de meeste impact gehad of de meeste indruk gemaakt?

“Dat is toch wel het incident met de MSC Zoe, die in januari 2019 heel veel containers verloor ten noorden van de eilanden. Daarbij bleef het lang onduidelijk wie de algehele lijnen uitzette, zoals de verschillende acties en de GRIP-situatie. De communicatie naar de meldkamer ging over teveel schijven, dat was erg vervelend.”

Ben je van mening dat het onder de CRW ingerichte netwerk en de overleggen van meerwaarde zijn voor de incidentbestrijding?

“Dat denk ik zeker! Doordat de centralisten van de diverse disciplines – zoals politie, brandweer, CACO, ambulance, KWC en RWS-verkeersposten – met elkaar oefenen en casusbesprekingen doen, komt er meer inzicht en begrip bij inzetten op het Wad. Daarom moet het een prioriteit zijn en blijven dat de CRW-overleggen, -opleidingen en -trainingen onderdeel blijven van het meldkamerprogramma. Meldkamers worden momenteel overspoeld door allemaal nieuwe systemen en samenwerkingsverbanden. Daarnaast zullen de verschillende veiligheidsregio’s ook weer beslag leggen op de opleidingstijd die voor een centralist beschikbaar is. Als de continuïteit van oefenen en trainen van de CRW wegvalt, zal het erg moeilijk worden om dit opnieuw in te passen in het opleidingsplan van de meldkamer. Waterincidenten zijn zeldzaam en hebben daardoor vaak onterecht geen prioriteit.”

Voor de incidentbestrijding in de koude fase zijn in het Incidentbestrijdingsplan Waddenzee (IBP-W) afspraken gemaakt over de incidentbestrijding. Hierin onderscheiden we de randvoorwaardelijke processen melding en alarmering, leiding en coördinatie, opschaling en informatiemanagement. Dit jaar wordt het geactualiseerde IBP-W opgeleverd en vastgesteld. Aan welke van deze vier onderdelen moeten we in 2021 in de vakbekwaamheidsprogramma’s speciale aandacht besteden en waar zitten volgens jou de operationele aandachtspunten vanuit de planvorming?

“Deze onderdelen zijn volgens mij niet los van elkaar te zien. Om bij een waterincident goed te kunnen handelen, is het van belang dat de centralist/calamiteitencoördinator [CACO] weet hoe een incident op het water qua hulpverlening is georganiseerd en wat er van hem/haar wordt verwacht. Het gaat er niet alleen om dat de centralist alarm maakt; de centralist zal ook moeten nadenken hoe verder te handelen. Dat kan alleen als er overleg en samenwerking is met andere meldkamers, om zo een duidelijk beeld te krijgen. Hierdoor is het van belang dat naast melding en alarmering de structuur en de procedures ook duidelijk zijn.”

Je hebt een belangrijke bijdrage geleverd aan het operationaliseren van de meldkamerbijeenkomsten en de onaangekondigde meldkameroefening, waarbij speciaal aandacht is voor meldingen nautische incidenten vanaf het water. Hoe houden we de meldkamers betrokken bij deze afspraken?

“Hiervoor heeft Deborah Sjouwerman van Meldkamer Noord-Holland een mooi document gemaakt. Zorg dat het op alle meldkamers wordt geïmplementeerd en opgenomen in hun multi-opleidingsplannen. En zorg er ook voor dat het jaarlijks wordt vastgelegd tijdens het OTO-overleg [Opleiden, Trainen en Oefenen, red.].”

Hoe blijven we volgens jou het beste met elkaar in contact om met name de kracht van het netwerk, van groot belang gebleken bij het MSC Zoe-incident, vast te houden?

“Door te zorgen voor korte lijnen: maak een groep van deskundigen die elkaar bij grote incidenten weten te vinden. Zorg ervoor dat deze groep regelmatig bij elkaar komt, ook als er geen incidenten zijn. Zodat je een groot incident snel kunt managen.”

Terugkijkend op de laatste decennia heb je op gebied van incidentbestrijding op de Waddenzee veel goede en minder goede dingen voorbij zien komen. Wat is je daarbij opgevallen en wat zou je nog willen delen met de lezers?

“Zorg er altijd voor dat je met elkaar in gesprek blijft. Voorkom te snel oordelen zonder dat de gehele situatie duidelijk is. Als je duidelijk hebt waarom dingen niet altijd zo worden geregeld als op papier beschreven, kun je daar lering uit trekken. Ook als inzetten erg goed verlopen, moet je kijken waardoor dit kwam; ook dáár kun je van leren immers. Maak er een gewoonte van om incidenten op het Wad altijd met elkaar te evalueren als samenwerkende meldkamers.”

Waar heb je zorgen over, waar zouden we meer aandacht voor moeten hebben?

“Zorg ervoor dat er in alle meldkamers voldoende tijd is voor opleiding en bijscholingen of herhalingen. Een waterincident is zeldzaam. Maar áls er een incident is, zal iedereen blij zijn als ze weten hoe te handelen. Mijn zorg betreft de druk op de meldkamers, omdat door alle aankomende vernieuwingen mogelijk geen tijd vrijgemaakt kan worden voor de CRW. Zorg ervoor dat je de overlegstructuur die steeds beter gaat lopen, vasthoudt en uitbreidt,  zoals nu met de SAMIJ. Ik ben er trots op wat de werkgroep Vakbekwaamheid de laatste jaren heeft geregeld.”

Tot slot: wat wil je de Waddenzee-partners op operationeel-tactisch niveau meegeven en waar mogen we als CRW en partners nog in investeren?

“Ga bij elkaar in de ‘keuken’ kijken, zodat je weet hoe er aan de andere kant van de lijn wordt gewerkt. Daardoor ontstaat onderling begrip en kunnen misverstanden in de toekomst mogelijk worden uitgesloten.”